Uit Net NL#27: YES WE CAN

Niks onhaalbare kaart of luchtfietserij; het is goed mogelijk om de energievoorziening binnen drie decennia compleet klimaatneutraal te maken. Die hoopgevende conclusie valt te trekken uit de nieuwste scenariostudie naar het energiesysteem van de toekomst, in opdracht van de netbeheerders.

placeholder

YES WE CAN

Niks onhaalbare kaart of luchtfietserij; het is goed mogelijk om de energievoorziening binnen drie decennia compleet klimaatneutraal te maken. Die hoopgevende conclusie valt te trekken uit de nieuwste scenariostudie naar het energiesysteem van de toekomst, in opdracht van de netbeheerders.

01_YES-WE-CAN_nr31_1600x768-316

De scenariostudie is opgesteld door de onderzoeksbureaus Berenschot en Kalastava, in opdracht van Gasunie, TenneT en de regionale netbeheerders. Het is niet voor het eerst dat de netbeheerders zo’n toekomstverkenning (laten) uitvoeren. In 2017, bij het tienjarig bestaan van Netbeheer Nederland, verscheen de studie ‘Net voor de Toekomst’ met energiescenario’s voor 2050. En Gasunie en TenneT presenteerden vorig jaar februari hun gezamenlijke Infrastructure Outlook 2050, waarin ze voor deze scenario’s de consequenties van de infrastructuur in kaart hebben gebracht.

De nieuwste scenariostudie past in die traditie van vooruitkijken. Belangrijk verschil met de vorige toekomstverkenning is dat de netbeheerders zich deze keer verzekerden van nóg meer directe inbreng vanuit alle relevante stake-holders uit en bij de energiesector – met dank aan het feit dat de onderhandelingen over het Klimaatakkoord de meeste betrokkenen al met elkaar aan tafel had gebracht. De dialoog kon vrijwel in één adem doorgaan, aangezien deze scenariostudie deel uitmaakt van de afspraken in datzelfde Klimaatakkoord (zie kader).

 Context

Deze scenariostudie is de eerste fase van de integrale infrastructuurverkenning 2030-2050 (ook wel bekend het project ‘II3050’), waarvan in het Klimaatakkoord is afgesproken dat Gasunie, TenneT en de regionale netbeheerders er het initiatief toe nemen. De volgende fases bestaan uit het bepalen van de bijbehorende infrastructuur in 2050 (gereed: Q3 2020), en een inventarisatie van al datgene wat moet gebeuren om de infrastructuurontwikkeling tussen 2030 en 2050 mogelijk te maken (gereed: Q1 2021).

Geen heilige huisjes

De totstandkoming van de scenario’s ging niet over één nacht ijs. Het fundament werd gevormd door vier verhaallijnen, ingevuld vanuit recente, onderbouwde energiestudies en aangevuld met waardevolle inzichten en ervaringen die naar voren kwamen in uiteenlopende stake-holder- en expertsessies. Alle spelers uit de energiesector hadden daarin hun inbreng; zowel de min of meer traditionele partijen (industrie, energiebedrijven, netbeheerders) als de relatieve nieuwkomers (duurzame opwek, opslag, waterstof, CCS). Aanvankelijk was dat best een spannend idee, vertelt Marijke Kellner, programmamanager systeemintegratie bij Gasunie en een van de drijvende krachten achter de scenariostudie. “Met zo veel verschillende partijen aan tafel lopen de belangen natuurlijk niet altijd synchroon. Dan bestaat het risico dat partijen zo’n proces aangrijpen om vooral hun eigen punt te maken of hun eigen belangen te behartigen. Maar dat is niet de bedoeling van zo’n toekomstverkenning. Daarom hebben we vooraf glashelder gemaakt dat we objectief, lobby-vrij naar het totale energiesysteem zouden kijken; dat het niet ondenkbaar was dat er denkrichtingen of scenario’s zouden ontstaan die níet in ieders straatje passen. Inderdaad is tijdens het proces een enkele gesprekspartner afgehaakt, omdat die partij zich niet met de denkrichting kon verenigen. Gelukkig hebben we met 95% van de gesprekspartners wél de eindstreep gehaald. Dat is een compliment waard, want het was een intensief proces waarbij soms harde noten gekraakt moesten worden en geen enkel heilig huisje werd ontzien. Het is mooi dat de gesprekspartners niettemin het belang bleven zien om vanuit het totaalplaatje te denken.”

Groene of blauwe waterstof

Waterstof is kleurloos, maar heet blauw als het wordt geproduceerd door aardgas/methaan (CH4) te laten reageren met stoom (H2O) en de daarbij vrijkomende koolstofdioxide (CO2) wordt opgevangen en opgeslagen. Waterstof heet groen als het wordt geproduceerd door de splitsing van water (H2O) via elektrolyse met duurzaam opgewekte stroom. Dan ontstaat waterstof (H2) en zuurstof (O2).

Vier varianten

Het eindresultaat van deze gezamenlijke verkenning bestaat uit vier mogelijke eindbeelden van de energievraag en -aanbod van alle sectoren – de gebouwde omgeving, industrie (inclusief energie-gerelateerde grondstoffen), landbouw, vervoer en transport (inclusief luchtvaart en scheepvaart), plus een uitwerking van hoe Nederland in 2050 daarop inspeelt met het energiesysteem. Het is niet de bedoeling dat een van de vier scenario’s wordt gekozen of uitgesloten, benadrukken de opstellers. De scenario’s zijn bedoeld om zichtbaar te maken welke puzzels Nederland kan leggen; ze geven de ‘waarschijnlijke hoekpunten’ aan van het speelveld in 2050. Het ene scenario sluit het andere dus niet uit. Sterker nog: het is aannemelijk dat in de praktijk allerlei mengvormen zullen ontstaan.

Vier scenario’s

Een samenvatting van een paar alinea’s doet natuurlijk geen recht aan de 146 pagina’s tellende toekomstverkenning van Berenschot en Kalastava (hier te downloaden). Maar in essentie komen de vier toekomstscenario’s hierop neer:

·      In het scenario ‘regionale sturing’ ligt de nadruk op sturing vanuit lokale gemeenschappen en burgers, een hoge mate van autonomie en op een flinke invloed van circulariteit. In het scenario ‘regionale sturing’ ligt de nadruk op sturing vanuit lokale gemeenschappen en burgers, een hoge mate van autonomie en op een flinke invloed van circulariteit. Zonne- en windenergie zijn stevig gegroeid. Samen met een krimp van de industriële activiteit leidt dit ertoe dat Nederland vrijwel geheel zelfvoorzienend is qua energie. Gas blijft aanwezig als piekvoorziening, in de vorm van groen gas uit lokale biomassa en groene waterstof (zie kadertje).

·      In het scenario ‘nationale sturing’ heeft de nationale overheid de regie, is er minder groei in warmtenetten maar een zeer sterke elektrificatie. Dit toekomstbeeld vergt het grootste zon- en windvermogen van alle scenario’s. Voor een stabiele industriesector is er import van energie, die verduurzaamt door elektrificatie. In dit toekomstbeeld blijft gas nodig voor back-up centrales en de industrie, in de vorm van groen gas en groene waterstof.

·      In het scenario ‘Europese CO2-sturing’ vindt de sturing vooral plaats door een Europese CO2-heffing, die leidt tot een grotere nadruk op groen gas in verschillende sectoren. Er is een stevige groei van zonne- en windenergie. In dit scenario groeit de industrie, maar zonder CO2-uitstoot dankzij een combinatie van elektrificatie en CO2 -afvang en -opslag (CCS, waaronder de productie van blauwe waterstof). Hybridisering van de warmtevoorziening in gebouwen geeft dit scenario een gematigde elektriciteits-piekvraag. Er is meer import van energie dan in de vorige twee scenario’s en gas heeft een blijvende rol in de wijken en andere sectoren, in de vorm van groen gas en een mix van blauwe en geïmporteerde groene waterstof.

·      In het scenario ’Internationale sturing’ regeert de markt en zoekt Nederland internationaal naar de opties met de laagste kosten. In dit toekomstbeeld wordt veel waterstof geïmporteerd uit landen met veel zonneschijn, waar dit makkelijker te produceren is. Er is minder inzet van groen gas, maar wel een sterke hybridisering van de warmtevoorziening in gebouwen – vooral in combinatie met waterstof. Waterstof speelt ook een belangrijke rol bij de groei van de industrie. Door de waterstofimport heeft Nederland minder windvermogen nodig om zelf via elektrolyse waterstof te produceren. Daardoor kent dit scenario de laagste nationale elektriciteitsproductie, al is die productie in 2050 niettemin stevig gegroeid ten opzichte van de productie in 2030.

Overigens is op verzoek van het ministerie van EZK ook een toekomstscenario verkend waarin kernenergie onderdeel is van de energiemix. Uit de doorrekening van de systeemeffecten bleek dat geen financieel voordeel te verwachten is ten opzichte van een energiesysteem zonder nucleaire variant; kerncentrales maken de energietransitie niet goedkoper.

 

Het was een intensief proces waarbij geen enkel heilig huisje werd ontzien

De scepsis voorbij

De scenario’s maken duidelijk dat twijfels of zelfs scepsis over de haalbaarheid van een compleet klimaatneutrale energievoorziening in 2050 niet meer nodig zijn. Er is nu een adequaat antwoord op vragen zoals ‘is Nederland niet te vol voor zo veel windturbines en zonneparken; kunnen we wel zonder de back-upfunctie van aardgascentrales; zijn de lucht- en scheepvaart ooit klimaatneutraal te krijgen?’ Deze verkenning maakt duidelijk dat het einddoel haalbaar is. Niet dat het makkelijk wordt, maar het kan wel - op meerdere manieren zelfs. Want alle vier scenario’s voorzien in een compleet klimaatneutrale energievoorziening in 2050.

Ruimtelijke impact

In het rapport ‘Ruimtelijke uitwerking Energiescenario’s’ zijn de ruimtelijke consequenties van de vier scenario’s uit de Berenschot/Kalastava-studie min of meer letterlijk op de kaart van Nederland gezet, om o.a. te verhelderen wat ze betekenen voor het ruimtebeslag in verschillende gebiedstypen en waar de ruimtelijke knelpunten zitten. Het rapport is te downloaden via rijksoverheid.nl.

Politieke keuzes

Hoe het traject naar zo’n energievoorziening zal verlopen en hoe ons energiesysteem er in 2050 precies zal uitzien, is afhankelijk van maatschappelijke c.q. politieke afwegingen en keuzes. Daar heeft Nederland nog (even) de tijd voor. Zoals scheidend Netbeheer Nederland directeur André Jurjus schetste in de brief waarmee hij de toekomstscenario’s aanbood aan minister Wiebes: “De netbeheerders willen met deze scenario’s een degelijke bijdrage leveren aan de maatschappelijke bewustwording over de stapsgewijze maar ingrijpende transformatie die ons energiesysteem zal ondergaan. In een volgende fase zullen we vragen om richtinggevend beleid. Daarmee kunnen wij tijdig de ingrijpende veranderingen in de infrastructuur realiseren voor een duurzaam energiesysteem. Waar mogelijk en nodig, wordt het net al aangepast: het stijgende aandeel duurzame energie vindt dagelijks z’n weg naar de afnemers dankzij nieuwe of uitgebreide voorzieningen. Voor langetermijninvesteringen hebben de netbeheerders concrete maatschappelijke en politieke keuzes nodig; keuzes die de overheid moet maken. Daarmee kunnen wij blijven bouwen aan het net dat Nederland zich in 2050 wenst, zodat het even robuust, betaalbaar en betrouwbaar blijft als het nu is.”