Uit Net NL Special Slimme meter: Heel Holland Slim

Zes jaar geleden was het utopisch, het toekomstperspectief dat in 2020 ten minste 80% van de kleinverbruikadressen een slimme energiemeter zou hebben. Optimisme en scepsis streden om voorrang. Zou het de netbeheerders lukken om achter al die miljoenen voordeuren de meters te vervangen? Ja, kunnen we nu vaststellen. Maar dat ging niet vanzelf, weten programmamanagers Jan Hofman en Janine Rumph.

placeholder
Zes jaar geleden was het utopisch, het toekomstperspectief dat in 2020 ten minste 80% van de kleinverbruikadressen een slimme energiemeter zou hebben. Optimisme en scepsis streden om voorrang. Zou het de netbeheerders lukken om achter al die miljoenen voordeuren de meters te vervangen? Ja, kunnen we nu vaststellen. Maar dat ging niet vanzelf, weten programmamanagers Jan Hofman en Janine Rumph.
01_HeelHollandSlim_special-juli-2021_1600x768-380

Jan Hofman en Janine Rumph zijn beiden werkzaam (geweest) bij Netbeheer Nederland als programmamanager van de grootschalige aanbieding van de slimme meter. Ze bouwden voort op het fundament dat in de allervroegste slimmemeterjaren werd gelegd onder leiding van de al enige tijd gepensioneerde Han Damsté. Jan Hofman maakte in 2013 zijn entrée als programmamanager. Toen hij in 2018 met pensioen ging, nam Janine Rumph het stokje van hem over, met ondersteuning van Wouter Senden en later David Kooiman. In gesprek met hen vliegen de hoogte- en dieptepunten uit de slimmemeterhistorie je om de oren – een reis door de tijd.

Nederland heeft het Europese doel gehaald om in 2020 minstens 80% van de kleinverbruikers te voorzien van een slimme meter. Mogen we trots zijn?

Hofman: “Dat denk ik wel. De uitrol van de slimme meter is een operatie van bijna ongekende proporties, hooguit te vergelijken met de aardgasombouw in de jaren 60. Daarvoor moesten ook in miljoenen woningen aanpassingen worden gedaan. Maar aardgas was destijds een enórme comfortverbetering, dus de incentive voor de klant was veel groter dan met de slimme meter.”

Rumph: “Ik herinner me dat eigenlijk alleen Estland een ijzersterke incentive had voor huishoudens om snel een slimme meter te willen. Mensen moesten daar elke maand zelf hun verbruiksstanden doorgeven; met de slimme meter hadden ze daar geen omkijken meer naar. Maar in vrijwel alle andere landen was het best lastig om mensen mee te krijgen. Een meter is gewoon niet zo interessant.”

Hofman: “Een zorg was dus hoe we achter de voordeur zouden komen om de meters te vervangen. Voor elk adres moest een afspraak gemaakt worden waarop een bewoner thuis zou zijn om de monteur binnen te laten. Dat ging volgens een schema van bijna militaire precisie. Maar zeker in de beginjaren was er altijd wel iets waardoor we die planning niet haalden. (lacht) En dan kon ik weer naar het ministerie om tekst en uitleg te geven.”

Rumph: “Ondanks de uitdagingen is het toch gelukt om eind 2020 bij 84% van de Nederlandse kleinverbruikers een slimme meter te hebben. Als corona geen roet in het eten had gegooid, was dat percentage zelfs nog hoger geweest. Veel van onze buurlanden zijn nog lang niet zo ver. Nederland heeft het echt goed gedaan, met dank aan de inzet van iedereen die er in al die jaren bij betrokken was. We hadden eind 2020 graag met iedereen een feestelijke afsluiting gehouden, want we mogen zeker trots zijn. Maar helaas, corona ...”

Een zorg was hoe we achter al die miljoenen voordeuren zouden komen om de meters te vervangen

Toch was het niet alleen maar rozengeur en maneschijn – er was ook regelmatig gedoe rond de slimme meter?

Rumph: (serieus) “Gedoe is een teken dat mensen zich zorgen maken. In de historie van de slimme meter waren die er bijvoorbeeld rond privacy, straling, de vermeende onveiligheid van een bepaald metertype en recent nog rond de stopzetting van het TF-signaal. Die zorgen verdienen het om serieus onderzocht te worden. Dat is ook steeds gebeurd. Soms was dat aanleiding om maatregelen te nemen, zoals in 2017 de beslissing om een bepaalde partij slimme gasmeters preventief te vervangen en nieuwe leveringen extra te screenen. Ook de scherpere regie op de uitwisseling van klantgegevens, waar nu nieuwe protocollen voor zijn, is deels ‘voortschrijdend inzicht’ doordat mensen aan de bel trokken.”

Hofman: “Gedoe hoort er ook wel een beetje bij als iets dat zó nieuw is zo breed geïntroduceerd moet worden. Dan kom je weleens hobbels tegen.”

Rumph: “En het heeft gelukkig niet verhinderd dat de slimme meter in hoog tempo gemeengoed is geworden. Mensen zijn nu bijvoorbeeld verbaasd of teleurgesteld als ze verhuizen naar een woning die geen slimme meter blijkt te hebben. En marktpartijen weten steeds beter de P4-gegevens te benutten. Het ging niet vanzelf, maar de slimme meter is snel ingeburgerd. Hij is er nu gewoon.”

Daarover gesproken: de slimme meter heeft zich ontwikkeld tot een vrijwel onmisbare enabler van de energietransitie. Het oorspronkelijke doel, energie besparen, komt echter minder goed uit de verf. Hoe zien jullie dat?

Rumph: “De meerwaarde van de slimme meter blijkt vooral te liggen bij toepassingen waar vooraf amper iemand bij stilstond. Denk aan de sleutelrol van data uit de slimme meter bij de energietransitie en netmanagement. Nú is glashelder welke potentie de meterdata hiervoor hebben, maar destijds nog niet. In de oorspronkelijke business-case van de slimme meter zijn deze aspecten bijvoorbeeld niet eens meegenomen.”

Hofman: “Er leek destijds een positieve business-case, omdat werd aangenomen dat de slimme meter tot energiebesparing zou leiden. In de praktijk blijkt dat tegen te vallen, tenminste: als huishoudens niets met de meter doen. Ik heb het altijd een gemiste kans gevonden dat een klant-interface geen integraal onderdeel is van de slimme meter. In het Verenigd Koninkrijk is dat bijvoorbeeld wél gebeurd: daar krijgen huishoudens een meter plus een display. Maar het VK heeft natuurlijk een heel ander marktmodel, met ook een andere aanpak van de uitrol: via de energieleveranciers.”

Rumph: “Ik snap Jans punt, maar tegelijkertijd vraag ik me af of een display zo’n wereld van verschil had gemaakt. Van mensen die zo’n kastje aanschaften, hoor ik vaak dat de interesse wegebt zodra het nieuwtje eraf is. Zelfs ‘onze’ David deed er na een paar maanden niet veel meer mee (Kooiman grijnst: zijn collega slaat de spijker op z’n kop), laat staan de gemiddelde Nederlander.”

Kooiman: “Ik denk dat mensen langer geboeid blijven als de functionaliteiten geavanceerder zouden zijn. Maar de consument heeft er (nog) amper geld voor over, waardoor verdienmodellen lastig rond te krijgen zijn. Veel ODA’s (onafhankelijke dienstenaanbieders, red.) wijken daarom uit naar de data uit de P4-poort, die niet realtime zijn, maar wél gratis. Het is een kip-eiverhaal. Van de echte doorbraak van de ODA’s en hun diensten is op dit moment nog geen sprake.”

Hofman: “Terwijl de ODA’s in de beginjaren echt wel kansen zagen voor betaalde energiebesparingsdiensten. Maar blijkbaar is de drempel nog te hoog, of de prijsprikkel te klein. Een hogere energieprijs maakt het lonender om de slimme meter beter te benutten voor energiebesparing. Afhankelijk van de prijsontwikkelingen kan dat beoogde verbruikseffect later alsnog optreden.”

Rumph: “En op termijn komt er ongetwijfeld een nieuwe wereld aan, waarbij variabele tarieven bij bijvoorbeeld laadpalen en zonnepanelen de realtime informatie uit de P1-poort weer interessanter maken.”

Met name in stedelijk stedelijk gebied kwamen monteurs soms de gekste situaties tegen, zoals meters in de toiletruimte of volgespoten met purschuim’

In zes jaar slimmemeteruitrol zijn jullie vast ook onverwachte dingen tegengekomen?

Rumph: “Absoluut! In het begin van de operatie was asbest een knelpunt, toen er nog geen protocol was voor oude meters die bevestigd waren op asbesthoudend materiaal – en wie dan voor de meerkosten opdraaide. Ook stuitten monteurs, met name in stedelijk gebied, regelmatig op situaties waarbij de realiteit heel anders was dan de administratieve situatie. Denk aan appartementencomplexen met een kelder vol meters, waarbij volstrekt onduidelijk was welke meter bij welke woning hoorde. De enige manier om daar achter te komen, was door proefondervindelijk te testen: ‘Als nu de bewoners van nummer 14 de waterkoker en heteluchtoven willen aanzetten?’ Maar daarvoor moesten dus wel alle bewoners van zo’n pand aanwezig zijn.”

Kooiman: “Of huizen die zo klein waren dat de energiemeters in de wc of de badkamer zaten, omdat er nergens anders plek voor was. En oude, slecht geïsoleerde huizen waarin de meterruimte – inclusief de meters zelf – in de strijd tegen tocht volledig waren volgespoten met purschuim.”

Haalt Nederland de 100%?

Rumph: “Bijna. In een paar procent van de woningen kúnnen de regionale netbeheerders gewoon geen slimme meter installeren, de categorie ‘technisch niet uitvoerbaar’ (TNU). Dan moet je bijvoorbeeld denken aan situaties waarbij een peperdure keuken om de meter heen is gebouwd, waar een monteur alleen bij kan door die keuken te slopen – en dat wordt te gek. Of situaties die David net noemde, met energiemeters op toiletten. Ook zijn er adressen die het TNU-etiket hebben gekregen, omdat er eerst een renovatie of (asbest-)sanering moet worden uitgevoerd; plaatsing van de slimme meter komt pas daarna. Daarnaast zijn er de weigeraars. De slimme meter is niet verplicht in Nederland, en sommige mensen willen écht niet. Mogelijk stapt een deel van hen alsnog over als het wetsvoorstel wordt aangenomen rond de afbouw van de salderingsregeling. Dat bepaalt dat adressen een ‘geschikte meter’ moeten hebben om te kunnen terugleveren. De 100% halen we niet, maar ik denk dat we op termijn wel heel dicht bij de 90% kunnen komen.”

Welke mogelijkheden schept dat voor de toekomst?

Kooiman: “Data uit de slimme meter worden steeds belangrijker voor netmanagement. Het monitoren van spanningsniveaus is bijvoorbeeld een belangrijke toepassing: als het net instabiel dreigt te worden omdat ergens te veel (zonne-)stroom wordt teruggeleverd, valt dat te signaleren met zogenoemde P5-data. Vandaar dat het wetsvoorstel vanaf 2023 een geschikte meter verplicht stelt om energie te kunnen terugleveren aan het net. Onlangs hebben de regionale netbeheerders in een protocol afgesproken hoe ze omgaan met dit soort data.”

Rumph: “Daarnaast worden de zogenoemde P4-data steeds belangrijker, de verbruiksgegevens van het voorgaande etmaal. Bijvoorbeeld omdat het voor energieleveranciers op termijn wellicht (financieel) interessant wordt om nauwkeurige verbruiksprofielen op te stellen, vergelijkbaar met het prognosesysteem in de grootzakelijke markt. Daar zijn dan heel veel P4-data voor nodig. Ik ben nog niet helemaal overtuigd of deze specifieke toepassing alle moeite waard wordt – de netimpact van huishoudens is relatief beperkt; het is geen probleem als driekwart van Nederland bij EK- of WK-voetbalwedstrijden z’n tv en misschien ook nog de airfryer aanzet. Maar het is absoluut een feit dat het energienet van de toekomst veel meer data-gedreven wordt. En het is onmiskenbaar dat de slimme meter daar een sleutelrol bij speelt.”

Het energienet van de toekomst wordt absoluut veel meer data-gedreven en de slimme meter speelt daarbij een sleutelrol

Daarom wordt er alweer driftig nagedacht over de opvolger van de huidige slimme meters, de NextGen?

Rumph: “Inderdaad, en net als in de begintijd van Jan denken we daar in breed comité over na. Wel met de ervaringen van toen in ons achterhoofd dat het wensenlijstje niet te limitatief moet worden. Natuurlijk wil iedereen graag een schaap met vijf poten, een alleskunner. Maar dat bestaat nou eenmaal niet. Zelfs niet in de hi-tech wereld van de NextGen slimme meters.”