Het zal niemand verbazen dat er aanzienlijke investeringen nodig zijn om de energie-infrastructuur van Nederland aan te passen aan een duurzaam energiesysteem op weg naar 2050. Toch concludeert PwC na onderzoek dat ‘de bestaande financieringsmogelijkheden daarin onvoldoende voorzien’. Dat roept vragen op.
Dik honderd miljard euro is zonder meer veel geld, zelfs als je het verdeelt over 29 jaar. “We hebben welbewust gekozen om met dat totaalbedrag aandacht te vragen voor deze maatschappelijke uitdaging”, stelt Mariëlle Vogt, Chief Financial Officer bij Enexis Groep. “De rekenmethoden die de Autoriteit Consument & Markt hanteert om onze inkomsten te bepalen, voldoen niet meer. De methodiek volstond in de stabiele situatie die we van oudsher kenden, maar met de sterk toenemende investeringen en extreem lage rentes is het niet logisch om deze werkwijze te blijven volgen.”
Dat zit zo. Elke vijf jaar legt de ACM in een ‘methodebesluit’ vast hoe netbeheerders hun tarieven mogen bepalen. Dat wordt gebaseerd op uitgaven van de jaren daarvoor. “Onze inkomsten van dit jaar zijn gebaseerd op de uitgaven van 2013 tot 2015”, vertelt Vogt, “en de vergoedingen van 2022-2026 worden nu berekend op basis van de kosten van 2018-2020. We kijken voor onze inkomsten dus zomaar zeven jaar terug. Dat kan natuurlijk kortcyclischer en dat vragen we ook aan de ACM. We kunnen ook een systeem ontwikkelen waarmee we meer vooruitkijken naar benodigde investeringen.”
Vogt legt graag uit waarom de schoen voor netbeheerders serieus knelt: “Deze methode pakt niet goed uit als noodzakelijke investeringen extreem toenemen. Een commercieel bedrijf vergroot zijn markt of verhoogt prijzen om investeringen terug te verdienen. Dat kunnen wij niet. We zijn monopolisten en onze tarieven worden dus – terecht – bepaald door een toezichthouder. Iedereen in ons verzorgingsgebied met een aansluiting op het gas- en elektriciteitsnet krijgt daarvoor maandelijks een rekening: dat zijn onze belangrijkste inkomsten.”
Netbeheerders hebben beperkte mogelijkheden om vermogen aan te trekken om de vereiste netuitbreidingen te kunnen bekostigen. Vogt: “Omdat we vitale infrastructuur beheren, is bij wet bepaald dat alleen het Rijk, provincies en gemeenten onze aandeelhouders kunnen zijn. We kunnen op twee manieren extra geld aantrekken: met kapitaal van onze aandeelhouders of met geld dat we lenen op de obligatiemarkt. We zien de problemen voor financiering al langer aankomen. Daarom hebben de regionale netbeheerders ruimschoots voor het verschijnen van het PwC-rapport aan de bel getrokken bij hun aandeelhouders. Enexis heeft bijvoorbeeld na een intensief samenwerkingstraject met zijn aandeelhouders, vijf provincies en ruim tachtig gemeenten, vorig jaar 500 miljoen euro kapitaal gekregen in de vorm van een converteerbare hybride aandeelhouderslening. Daarnaast heeft het bedrijf zowel vorig jaar als dit jaar een groene obligatielening van 500 miljoen euro uitgegeven. Net als bij je hypotheek zit er een limiet op het totaal dat we kunnen lenen. We moeten de leningen inclusief rente natuurlijk wel kunnen terugbetalen. Binnen onze mogelijkheden doen we onze uiterste best. We proberen bovendien zoveel mogelijk uitgaven te besparen door efficiënter te gaan werken - we moeten eerst zelf zoveel mogelijk oplossen. Maar nu kloppen we toch ook echt aan bij de ACM.”
Onder de streep is het een verdeel-vraag-stuk waarin niet wij de keuzes maken
Voor de kapitaalintensieve netbedrijven is ook het rendement op investeringen een twistpunt met de ACM. De kostbare kabels, leidingen en transformatoren gaan decennia mee. De vergoeding daarvoor wordt dus ook over die jaren gespreid en berekend met een zogeheten WACC (Weighted Average Cost of Capital). Vooral het resultaat daarvan is interessant: de ACM hanteert een reële WACC, die de investering direct vergoedt en de inflatie later. Daardoor stijgen de tarieven pas lang na de gedane investering. Netbeheerders ontvangen hun inkomsten graag eerder, zonder vertraging. Dat kan, door over te schakelen naar een nominale WACC. Die vergoedt de waarde én de inflatie direct, waardoor de tarieven direct iets toenemen en in de toekomst dalen. Vogt: “Die vergoeding kunnen we dan weer inzetten voor volgende investeringen. We vragen hiermee niet meer geld; de totale vergoeding is in beide systemen gelijk. Maar de inkomsten worden anders verdeeld over de tijd.”
Kees Cools, voormalig hoogleraar Corporate Finance and Governance aan de Universiteit Tilburg en de Universiteit Groningen, steunt de redenering van de netbeheerders. Het reguleringskader is niet meer van deze tijd – maakt gebruik van ‘een zestig jaar oud en achterhaald model’, constateert hij in een analyse. Ook Cools constateert dat overstappen naar de nominale WACC nu mogelijk is, en dat de hoogte van de totale rekening van netbeheer voor afnemers daarmee niet stijgt. Maar hij gaat een stap verder en doet een moreel appel op de ACM. De huidige rekenmethode legt een belangrijk deel van de rekening voor de energietransitie bij toekomstige generaties en is daarmee volgens Cools in strijd met klimaatverdragen van de Verenigde Naties, die stellen dat ‘de vervuiler betaalt’. Cools: “Als vervuilers dienen wij dus zoveel mogelijk de kosten voor het afwenden van een gevaarlijke klimaatverandering voor onze eigen rekening te nemen. Wij doen nu al decennialang het omgekeerde.” Cools pleit daarom voor andere keuzes in de tariefregulering, waarmee de rekening voor de energietransitie eerlijker over de generaties wordt verdeeld.
Enexis-CFO Vogt kan zich goed vinden in die redenering van professor Cools: “Het rapport van PwC laat zien dat de tarieven voor het elektriciteitsnet in 2050 nog maar 50 tot 60 procent gestegen zijn in reële termen, terwijl onze investeringen nú al tweemaal hoger zijn dan tien jaar geleden. Ik vind dat niet fair. De huidige generaties hebben bijgedragen aan de CO2-toename en moeten dus ook de kosten voor hun rekening nemen.”
De energietransitie noopt de netbeheerders om voor financiering aan te kloppen bij hun aandeelhouders, provincies en gemeenten. “Dat is best lastig”, vertelt Vogt, “maar onder de streep is het een verdeelvraagstuk, waarin niet wij de keuzes maken. Wij netbeheerders doen er alles aan om de totale investeringen zo laag mogelijk de houden.”
Daarvoor zijn onder andere de Regionale Energiestrategieën (RES) belangrijk. Vogt: “Ik ben superblij dat we daar kunnen praten over systeemefficiency met alle partijen die erover gaan. Onze rol daarin: laten zien wat de gevolgen zijn van systeemkeuzes, voor de kosten, voor de ruimte. En ik kan me goed voorstellen dat het voor bestuurders lastig is om een goede afweging te maken in kosten, ruimte en de wensen van burgers. Maar als we de RES goed benutten, worden besluiten genomen met gedegen kennis en inzicht. Ik verwacht dat dat substantiële besparingen oplevert.”