Uit Net NL#34: Meer doen met hetzelfde geld

Het zal niemand verbazen dat er aanzienlijke investeringen nodig zijn om de energie-infrastructuur van Nederland aan te passen aan een duurzaam energiesysteem op weg naar 2050. Toch concludeert PwC na onderzoek dat ‘de bestaande financieringsmogelijkheden daarin onvoldoende voorzien’. Dat roept vragen op.

placeholder

Het zal niemand verbazen dat er aanzienlijke investeringen nodig zijn om de energie-infrastructuur van Nederland aan te passen aan een duurzaam energiesysteem op weg naar 2050. Toch concludeert PwC na onderzoek dat ‘de bestaande financieringsmogelijkheden daarin onvoldoende voorzien’. Dat roept vragen op. 

01_Meer-Doen_nr34_1600x768-366
Elektrisch vervoer, elektrisch verwarmen, windparken op land en zee, zonneweides, uitfaseren van aardgas en invoeden van groen gas; al die ontwikkelingen vragen - nu al - hoge investeringen. Er zijn meer hoogspanningsverbindingen nodig, meer ondergrondse kabels en meer transformatorstations. In opdracht van TenneT, Alliander, Stedin en Enexis bracht PwC in kaart wat de financiële consequenties zijn van aanpassingen aan de infrastructuur voor de energietransitie. De adviseurs berekenden dat deze netbeheerders tot en met 2050 een ontzagwekkende 102 miljard euro moeten investeren in het elektriciteits- en regionale gasnet. Tussen 2011 en 2020 werd nog elk jaar 1,8 miljard euro geïnvesteerd, maar van nu tot 2050 is bijna tweemaal zoveel nodig: 3,3 miljard euro per jaar. De verhoging komt vooral voort uit investeringen in het elektriciteitsnet, waar ook het net op zee bij hoort. Na 2030 dalen de investeringen in het regionale gasnet.

Rekenmethoden voldoen niet meer

Dik honderd miljard euro is zonder meer veel geld, zelfs als je het verdeelt over 29 jaar. “We hebben welbewust gekozen om met dat totaalbedrag aandacht te vragen voor deze maatschappelijke uitdaging”, stelt Mariëlle Vogt, Chief Financial Officer bij Enexis Groep. “De rekenmethoden die de Autoriteit Consument & Markt hanteert om onze inkomsten te bepalen, voldoen niet meer. De methodiek volstond in de stabiele situatie die we van oudsher kenden, maar met de sterk toenemende investeringen en extreem lage rentes is het niet logisch om deze werkwijze te blijven volgen.”

Dat zit zo. Elke vijf jaar legt de ACM in een ‘methodebesluit’ vast hoe netbeheerders hun tarieven mogen bepalen. Dat wordt gebaseerd op uitgaven van de jaren daarvoor. “Onze inkomsten van dit jaar zijn gebaseerd op de uitgaven van 2013 tot 2015”, vertelt Vogt, “en de vergoedingen van 2022-2026 worden nu berekend op basis van de kosten van 2018-2020. We kijken voor onze inkomsten dus zomaar zeven jaar terug. Dat kan natuurlijk kortcyclischer en dat vragen we ook aan de ACM. We kunnen ook een systeem ontwikkelen waarmee we meer vooruitkijken naar benodigde investeringen.”

Vogt legt graag uit waarom de schoen voor netbeheerders serieus knelt: “Deze methode pakt niet goed uit als noodzakelijke investeringen extreem toenemen. Een commercieel bedrijf vergroot zijn markt of verhoogt prijzen om investeringen terug te verdienen. Dat kunnen wij niet. We zijn monopolisten en onze tarieven worden dus – terecht – bepaald door een toezichthouder. Iedereen in ons verzorgingsgebied met een aansluiting op het gas- en elektriciteitsnet krijgt daarvoor maandelijks een rekening: dat zijn onze belangrijkste inkomsten.”

Netbeheer Nederland: ‘Hoopvol’

Hans-Peter Oskam, directeur Beleid & Energietransitie: ‘We zijn in gesprek met de toezichthouder over aanpassing van de tariefsystematiek. Het ministerie erkent gelukkig dat de huidige methode een knelpunt vormt voor de netbeheerders en heeft in een Kamerbrief de intentie uitgesproken om samen met de regionale netbeheerders en de regionale overheden tot een structurele oplossing te komen. Netbeheer Nederland is blij met die uitgestoken hand. We zijn hoopvol dat er binnen afzienbare termijn een oplossing komt die de netbeheerders wél voldoende investeringsruimte biedt. De opgave is immers immens, en de doorlooptijden van netverzwaringen zijn van dien aard dat nú actie ondernomen moet worden om niet over tien jaar diep in de problemen te komen.”

Eerst zoveel mogelijk zelf doen

Netbeheerders hebben beperkte mogelijkheden om vermogen aan te trekken om de vereiste netuitbreidingen te kunnen bekostigen. Vogt: “Omdat we vitale infrastructuur beheren, is bij wet bepaald dat alleen het Rijk, provincies en gemeenten onze aandeelhouders kunnen zijn. We kunnen op twee manieren extra geld aantrekken: met kapitaal van onze aandeelhouders of met geld dat we lenen op de obligatiemarkt. We zien de problemen voor financiering al langer aankomen. Daarom hebben de regionale netbeheerders ruimschoots voor het verschijnen van het PwC-rapport aan de bel getrokken bij hun aandeelhouders. Enexis heeft bijvoorbeeld na een intensief samenwerkingstraject met zijn aandeelhouders, vijf provincies en ruim tachtig gemeenten, vorig jaar 500 miljoen euro kapitaal gekregen in de vorm van een converteerbare hybride aandeelhouderslening. Daarnaast heeft het bedrijf zowel vorig jaar als dit jaar een groene obligatielening van 500 miljoen euro uitgegeven. Net als bij je hypotheek zit er een limiet op het totaal dat we kunnen lenen. We moeten de leningen inclusief rente natuurlijk wel kunnen terugbetalen. Binnen onze mogelijkheden doen we onze uiterste best. We proberen bovendien zoveel mogelijk uitgaven te besparen door efficiënter te gaan werken - we moeten eerst zelf zoveel mogelijk oplossen. Maar nu kloppen we toch ook echt aan bij de ACM.”

Zonder vertraging

Voor de kapitaalintensieve netbedrijven is ook het rendement op investeringen een twistpunt met de ACM. De kostbare kabels, leidingen en transformatoren gaan decennia mee. De vergoeding daarvoor wordt dus ook over die jaren gespreid en berekend met een zogeheten WACC (Weighted Average Cost of Capital). Vooral het resultaat daarvan is interessant: de ACM hanteert een reële WACC, die de investering direct vergoedt en de inflatie later. Daardoor stijgen de tarieven pas lang na de gedane investering. Netbeheerders ontvangen hun inkomsten graag eerder, zonder vertraging. Dat kan, door over te schakelen naar een nominale WACC. Die vergoedt de waarde én de inflatie direct, waardoor de tarieven direct iets toenemen en in de toekomst dalen. Vogt: “Die vergoeding kunnen we dan weer inzetten voor volgende investeringen. We vragen hiermee niet meer geld; de totale vergoeding is in beide systemen gelijk. Maar de inkomsten worden anders verdeeld over de tijd.”

Onder de streep is het een verdeel-vraag-stuk waarin niet wij de keuzes maken

In strijd met VN-klimaatverdragen

Kees Cools, voormalig hoogleraar Corporate Finance and Governance aan de Universiteit Tilburg en de Universiteit Groningen, steunt de redenering van de netbeheerders. Het reguleringskader is niet meer van deze tijd – maakt gebruik van ‘een zestig jaar oud en achterhaald model’, constateert hij in een analyse. Ook Cools constateert dat overstappen naar de nominale WACC nu mogelijk is, en dat de hoogte van de totale rekening van netbeheer voor afnemers daarmee niet stijgt. Maar hij gaat een stap verder en doet een moreel appel op de ACM. De huidige rekenmethode legt een belangrijk deel van de rekening voor de energietransitie bij toekomstige generaties en is daarmee volgens Cools in strijd met klimaatverdragen van de Verenigde Naties, die stellen dat ‘de vervuiler betaalt’. Cools: “Als vervuilers dienen wij dus zoveel mogelijk de kosten voor het afwenden van een gevaarlijke klimaatverandering voor onze eigen rekening te nemen. Wij doen nu al decennialang het omgekeerde.” Cools pleit daarom voor andere keuzes in de tariefregulering, waarmee de rekening voor de energietransitie eerlijker over de generaties wordt verdeeld.

Enexis-CFO Vogt kan zich goed vinden in die redenering van professor Cools: “Het rapport van PwC laat zien dat de tarieven voor het elektriciteitsnet in 2050 nog maar 50 tot 60 procent gestegen zijn in reële termen, terwijl onze investeringen nú al tweemaal hoger zijn dan tien jaar geleden. Ik vind dat niet fair. De huidige generaties hebben bijgedragen aan de CO2-toename en moeten dus ook de kosten voor hun rekening nemen.”

Lastige keuzes

De energietransitie noopt de netbeheerders om voor financiering aan te kloppen bij hun aandeelhouders, provincies en gemeenten. “Dat is best lastig”, vertelt Vogt, “maar onder de streep is het een verdeelvraagstuk, waarin niet wij de keuzes maken. Wij netbeheerders doen er alles aan om de totale investeringen zo laag mogelijk de houden.”

Daarvoor zijn onder andere de Regionale Energiestrategieën (RES) belangrijk. Vogt: “Ik ben superblij dat we daar kunnen praten over systeemefficiency met alle partijen die erover gaan. Onze rol daarin: laten zien wat de gevolgen zijn van systeemkeuzes, voor de kosten, voor de ruimte. En ik kan me goed voorstellen dat het voor bestuurders lastig is om een goede afweging te maken in kosten, ruimte en de wensen van burgers. Maar als we de RES goed benutten, worden besluiten genomen met gedegen kennis en inzicht. Ik verwacht dat dat substantiële besparingen oplevert.”

BLIK VAN BUITEN

 

Professor Annelies Huygen:

‘Meer prikkels voor efficiëntie’

“Er moet fors geïnvesteerd worden in de energienetten. Daar hoort andere regulering bij. Maar wel graag met prikkels die efficiëntie stimuleren”, stelt Annelies Huygen, bijzonder hoogleraar Ordening van energiemarkten bij de Universiteit Utrecht. Daarbij gaat het volgens haar vooral ook om efficiënt gebruik van de infrastructuur. Ze ziet mogelijkheden om de kosten van de energietransitie te beperken.

“De energietransitie is een ommekeer in het werk van netbeheerders. Die beheren een stabiel, veilig systeem waarin 40 jaar lang weinig innovatie plaatsvond. Dat wordt nu wel anders. Daar hoort inderdaad andere regulering bij. Maar dat moet geen carte blanche zijn. Het is goed dat het PwC-rapport er ligt, dat laat indrukwekkende cijfers zien. Over heel de wereld worden energiesystemen veranderd. Daar komen enorm veel innovaties uit voort en dat is geweldig. We zagen de kosten van windmolens, zon en opslag al sterk dalen. Nu gaat het erom dat we een ander systeem maken voor de integrale energievoorziening (elektriciteit, warmte, gas - inclusief opslag) en steeds in projecten kijken wat efficiënte methoden zijn. Door elektriciteit, gas, en warmte geïntegreerd te bekijken, met tariefprikkels voor een efficiënt gebruik van de infrastructuur, zoals piektarieven, tarieven die opslag bevorderen en tarieven die productie dicht bij verbruik belonen. Waarmee producenten en afnemers geprikkeld worden het netwerk efficiënt te gebruiken, zodat minder netwerk nodig is.”


Lokaal en kleinschalig

“We willen graag grootschalig en snel een systeem uittekenen, in een sector die heel innovatief is. Zo’n ‘masterplan’ heeft zeker bepaalde voordelen, maar het systeem begint onderop – bij de consument. En juist bij een grootschalige operatie wordt de consument doorgaans laat betrokken. Het risico bestaat dan dat je alles wel hebt bedacht, maar dat de consument het niet wil. De energietransitie zou van onderaf moeten plaatsvinden, lokaal, kleinschalig, zoals je dat vaak ziet in het buitenland - waarbij de optelsom van de projecten het systeem vormen. Mijn pleidooi: bekijk wijk voor wijk welk systeem je inricht en voer project na project uit, steeds met de nieuwste inzichten. Zeker met warmte, mijn specialiteit, acht ik het goed mogelijk dat de werkelijkheid anders verloopt dan we nu denken. Maar dit geldt ook voor de integratie met elektriciteit.”


Samenspel van functies

”Ik werk nu met de vierde generatie warmtenetten in energieproducerende wijken: Elektriciteit geïntegreerd met warmte, zonnepanelen in de wijk – allemaal op elkaar afgestemd. Dat doet ook veel voor de kosten van het elektriciteitsnet. Als je overtollige elektriciteit in warmte kunt opslaan over de seizoenen, dan neemt dat allerlei problemen weg. Dat is een samenspel van functies. Ook de EU zegt dat we energie in onderlinge samenhang moeten bezien.”


Eerlijk delen

“Ik denk dat de kosten van de energietransitie beter verdeeld kunnen worden. Grootverbruikers en producenten betalen momenteel bijna niet mee aan de netten – de datacentra schieten niet voor niets als paddenstoelen uit de grond. Ik hoor wel het idee om onderdelen uit de algemene middelen te betalen. Zo lang er nog partijen zijn die niet of amper meebetalen aan het energiesysteem, lijkt dat me geen goede gedachte. Laten we éérst zorgen dat iedereen zijn eerlijke aandeel betaalt.”