Uit Net NL #43: Kwestie van lange adem
Als het onderwerp netuitbreiding ter sprake komt, gaat het bijna altijd ook over de lange doorlooptijd ervan. Om te doorgronden waarom het vaak veel tijd vergt, dook NetNL in de voorgeschiedenis van een actueel project: Zuidplaspolder. “Elk schakeltje doet ertoe. En tot op het laatste moment kunnen er nog substantiële onzekere factoren zijn.”

Het is juli 2018. ‘Elektriciteitsnet Zuid-Hollandse polder kan nieuwe vraag niet aan’, kopt Energeia. Het is een van de eerste keren dat project Zuidplaspolder het nieuws haalt, naar aanleiding van een situatie waar Nederland op dat moment nog amper bekend mee is: netcongestie. Voor TenneT en de regionale netbeheerders Stedin en Liander is het geen verrassing dat de netcapaciteit juist hier tegen z’n grenzen aanloopt. Als het bewuste artikel verschijnt, zijn hun netstrategen en asset managers achter de schermen al ruim twee jaar bezig met oplossingen verkennen.
Het betreft een gebied met veel glastuinbouw, met een grillig groeiend aantal WKK-installaties* en enkele grote distributiecentra. Ook woningbouw is er een belangrijke factor, met een aantal al gerealiseerde nieuwbouwwijken en plannen voor Het Vijfde Dorp – een compleet nieuw dorp tussen Gouda en Zevenhuizen van ongeveer achtduizend woningen. Het net in deze regio kan de toegenomen vraag niet aan. Liander en Stedin moeten zelfs tijdelijk een stop zetten op aanvragen voor nieuwe of zwaardere aansluitingen.
Dus we wegen zorgvuldig af dat we de juiste dingen doen
Haalbaarheid en doelmatigheid
Al in 2016 zijn Stedin, Liander en TenneT een werkgroep gestart om met dit deel van hun netten aan de slag te gaan. Onder de netbeheerders staat het bekend als het ‘drielandenpunt’: hun verzorgingsgebieden komen er op een bijzondere manier samen. Normaliter is het net van een regionale netbeheerder aangesloten op TenneTs landelijke hoogspanningsnet. Maar hier is Stedin-station Waddinxveen aangesloten op het 50 kV-net van Liander, dat verderop, bij Alphen aan den Rijn, is verbonden met het TenneT-netwerk.
Bij de verkenning van oplossingsrichtingen is doelmatigheid een belangrijk criterium. In hun gereguleerde domein mogen netbeheerders niet ‘zomaar’ bepalen waar ze wat doen; de toezichthouder eist dat ze hun keuzes terdege onderbouwen. Wat is de verwachte klantvraag voor de komende decennia, hoeveel capaciteit is daarvoor nodig, welke opties liggen er, en welke zijn schaalbaar als de groeiscenario’s te voorzichtig blijken? “Bovendien: we hebben meer werk dan capaciteit. Als we project A doen, kunnen we niet ook project B oppakken. Dus we wegen zorgvuldig af dat we de juiste dingen doen”, aldus TenneT-netstrateeg Laurens Wester.
En er speelt nog een belangrijk gegeven, voegt zijn collega Jan de Jong toe: de zogeheten samenwerkingscode. “Als de ene netbeheerder de ander nodig heeft, dan bekijk je samen welke oplossing in totaliteit de laagste maatschappelijke kosten heeft.”
In dit inventariserende stadium kijken de netbeheerders al enigszins naar de praktische haalbaarheid – nog niet tot op detailniveau, maar ‘door de oogharen’. Wester: “Je gaat een beetje trechteren. Welke netbeheerder kan wat verzwaren, op welk station sluiten we dan aan, welke afstand moeten we overbruggen, is een station überhaupt uitbreidbaar? Op basis van de voors en tegens rolt er dan een oplossingsrichting uit die we verder onderzoeken op technische haalbaarheid.”
Technische en ruimtelijke puzzel
Naast technische haalbaarheid is ruimte vaak een bottleneck; Nederland loopt in hoog tempo vol. Zoekgebieden worden daarom zorgvuldig gedefinieerd. Waar moet een station ongeveer komen, gezien de te faciliteren opgave? Is daar nog voldoende ruimte te vinden? Wester: “Het liefst zitten we als netbeheerders bij elkaar op één locatie. Dat is qua ruimtelijke inpassing ook efficiënter. Maar voor een gezamenlijk station van TenneT en de regionale netbeheerder(s) is een flinke lap grond nodig – in dit geval bijna 7 hectare. Het is echt speuren: waar is nog ruimte?”
En, vult De Jong aan: “In de omgeving moet ook voldoende ruimte zijn voor de verbindingen van en naar het bestaande elektriciteitsnet en eventuele grootzakelijke aansluitingen. Dat gaat om heel veel kabels die allemaal een plek moeten krijgen. Het is een ingewikkelde technische én ruimtelijke puzzel.”
De netbeheerders zoeken liefst niet dicht bij woningen (‘niet iedereen vindt een hoogspanningsstation mooi’) en mogen dat niet rond waterwingebieden en boven grote gasleidingen. Van belang is ook wat er qua explosieven en archeologische waarde in de grond zit. Voor station Zevenhuizen was een locatie dan ook niet zomaar gevonden. Wester: “Oorspronkelijk keken we naar de noordkant van de A12, want daar zitten de bestaande stations en de klanten met de grootste vermogens. Toch zijn we aan de zuidkant uitgekomen. Alles afwegend was dat de beste keuze, ook al moeten Liander en Stedin met hun verbindingen onder de A12 door om bij hun klanten te komen.”
Wij willen die grond heel graag verwerven en natuurlijk probeert de verkopende partij daar een zo goed mogelijke prijs voor te krijgen
Gedoe rond grond
Een groot deel van de grond waar station Zevenhuizen moet verrijzen, was eigendom van de Grondbank, een publieke instelling. Daarnaast moesten de netbeheerders zakendoen met een private partij. Projectmanager Gerben Kreijkes: “Dat vergt zorgvuldigheid. Wij willen die grond heel graag verwerven en natuurlijk probeert de verkopende partij daar een zo goed mogelijke prijs voor te krijgen. Maar als TenneT moeten we non-discriminatoir handelen: we mogen geen hogere prijzen betalen omdat iemand harder met z’n vuist op tafel slaat.” In geval van uiterste nood heeft TenneT nog de optie van onteigening. “Maar daar blijven we het liefst van weg. Dat is hier gelukkig ook niet nodig geweest; die handtekeningen zijn ‘in minnelijke weg’ gezet – al kostte het wel tijd. Tussen het eerste gesprek en de handtekeningen onder het koopcontract zat ruim een jaar.”
Voor het beoogde kabeltracé neemt een netbeheerder de grond niet in eigendom, maar vestigt er (tegen vergoeding) een zogeheten zakelijk recht – om de kabel te mogen aanleggen en onderhouden. Daar is wel medewerking van de grondeigenaar voor nodig. Weigert die, dan kan een zogenoemde gedoogplicht worden opgelegd. Wester: “Het lastige is dat zo’n procedure geen vastomlijnde doorlooptijd heeft. We hebben zaken gehad waar de Raad van State ruim twee jaar over heeft gedaan. Dat maakt plannen heel moeilijk: we weten niet wanneer de aannemer moet klaarstaan.”
Bij het project Zuidplaspolder kwam het met zes grondeigenaren tot zo’n gedoogplichtprocedure. Het leidde ertoe dat de werkzaamheden aan de nieuwe kabelverbinding, waarvan een eerste deel al klaar was, tussentijd werden gepauzeerd – in afwachting van een ministerieel besluit. Het materieel en de specialisten die de boringen uitvoeren, zijn toen ingezet op een TenneT-project elders in Nederland. De Jong: “Het toont dat elk schakeltje ertoe doet. Tot op het laatste moment kunnen er nog substantiële onzekere factoren kunnen zijn. Idealiter zou je zeggen: alle beslissingen moeten onherroepelijk zijn voordat we aan het werk gaan. Maar dan gaat netuitbreiding nóg langer duren.”
Bestemmingsplan
En er waren meer hobbels te nemen. Voordat er een schop in de grond mag, moeten de netbeheerders ook de procedure doorlopen om het bestemmingsplan (nu: omgevingsplan) te wijzigen. Kreijkes: “Voordat je zo’n procedure in gaat, moet je heel veel in kaart hebben gebracht: een landschappelijk inpassingsplan, een quickscan flora en fauna, een watertoets, Aeriusberekeningen voor de stikstofuitstoot**, een onderzoek naar bodemkwaliteit, een onderzoek naar explosieven enzovoort. We anticiperen soms zelfs in die mate dat we al voorzorgsmaatregelen nemen om bepaalde diersoorten te beschermen. We hebben liefst al zo veel mogelijk uitgedokterd met de gemeente vóórdat we de aanvraag echt indienen, om vertraging tijdens de procedure zo min mogelijk te riskeren.”
Zo’n bestemmingsplanprocedure kan binnen een jaar geregeld zijn, maar meestal duurt het langer: tussen de 1 a 2 jaar – exclusief eventuele procedures die de beslissing aanhangig maken. Van zo’n procedure was sprake bij Zuidplaspolder: twee grondeigenaren maakten bezwaar tegen het (goedgekeurde) bestemmingsplan dat het hoogspanningskabeltracé mogelijk maakte. Het duurde tot april 2024 totdat de Raad van State er uitspraak over deed.
Omgeving
Omgevingsmanagement, de bewoners erbij betrekken, doen de netbeheerders bij voorkeur in een zo vroeg mogelijk stadium. De Jong: “Vroeger werd een plan in detail uitgewerkt en dat presenteerden we dan: dames en heren, dit is het. Dat leidde vaak tot aversie, dus daar hebben we van geleerd. We weten nu: omwonenden en andere belanghebbenden moet je vroegtijdig betrekken – ook om te checken: vergeten we niets? Dat doen we vaak in samenspraak met de gemeente(n), want het is ook in hun belang dat er extra netcapaciteit komt om bijvoorbeeld nieuwbouwwijken en bedrijventerreinen aan te sluiten. Je ziet gelukkig wel een kentering: het is niet langer alleen óns probleem om ruimte te vinden voor netuitbreiding.”
Wat in de Zuidplaspolder ook meespeelde, is dat het een van de laagste punten van Nederland betreft, op veengrond. Er moest een enorm zandpakket worden aangebracht om de bodem voldoende te stabiliseren en te laten inklinken. Ook werd met zand een soort ‘terp’ gebouwd van 2,5 meter hoogte. “Zodat het station droge voeten houdt als ergens een dijk doorbreekt”, aldus projectleider Kreijkes. In totaal was daar maar liefst 160.000 kubieke meter zand voor nodig – en dat zijn héél veel zandvrachtwagens. Om dat werkverkeer zo veilig mogelijk te laten verlopen, kreeg bijvoorbeeld de naastgelegen N219 aparte op- en afritten. Ondanks deze en andere verkeersmaatregelen kon niet alle hinder worden voorkomen. Daarom toverden de netbeheerders en hun aannemerscombinatie het werkterrein op een mooie zaterdag in augustus 2022 voor één keer om tot een XXL zandspeeltuin voor Zevenhuizen en omgeving. Dat werd een onvergetelijke dag.
Ceremonieel startschot
In september 2023 was het terrein klaar om bouwrijp over te dragen aan de aannemer. De overdracht van de bouwpercelen van Stedin en Liander gebeurde gelijktijdig. Een maand later viel het ceremoniële startschot van de bouw: wethouders Wybe Zijlstra en Jan Willem Schuurman van de gemeente Zuidplas en vertegenwoordigers van de netbeheerders sloegen met grote hamers symbolisch de eerste paal. Vanaf dat moment was het ‘alleen nog maar’ een kwestie van de stations en verbindingen bouwen, aansluiten en testen. Als alles meezit en cruciale componenten (o.a. de transformatoren) op tijd geleverd worden, kan project Zuidplaspolder eind 2025/begin 2026 operationeel zijn – bijna tien jaar nadat de netbeheerders de koppen ervoor bij elkaar staken.
* WKK = warmtekrachtkoppeling, in feite een mini-energiecentrale: een gasaangedreven generator die gelijktijdig warmte en elektriciteit produceert. De warmte gaat de kassen in; een surplus aan stroomproductie wordt ingevoed in het net.
** Van stikstofbeperkingen heeft dit project geen last gehad; uit de Aerius-berekeningen bleek dat geen sprake was van ontoelaatbare stikstofdepositie op gevoelige gebieden.
Project in drie delen
In de Zuid-Hollandse Zuidplaspolder werken TenneT, Stedin en Liander aan een omvangrijke netuitbreiding, bestaande uit verschillende deelprojecten:
- Een nieuw 150/20 kV-transformatorstation bij Zevenhuizen, in de ‘oksel’ van de A12 en de N219. TenneT bouwt er een zogeheten 150 kV-schakeltuin en een nieuwe dienstenruimte; Liander en Stedin bouwen er elk een eigen 20 kV-installatie met nieuwe transformatorcellen, voor respectievelijk drie transformatoren van 80 megavoltampère (MVA) en twee transformatoren van 90 MVA. De totale oppervlakte van het terrein is een kleine 7 hectare.
- Een nieuw 150 kV-station in Bleiswijk, naast TenneTs bestaande 380 kV-station aldaar, om station Zevenhuizen te kunnen voeden.
- Een ondergrondse 150 kV-hoogspanningsver-binding tussen deze twee stations, van zo’n 7 a 8 kilometer lengte, bestaande uit drie kabelcircuits.
- En de aanleg van de ondergrondse 20 kV--kabels die het nieuwe station Zevenhuizen/Zuidplaspolder verbinden met de diverse regio-nale onderstations van Liander en Stedin.
Verder werkt Stedin aan verzwaring van twee (kleinere) onderstations in Waddinxveen om ‘teruglevercongestie’ in het gebied te verhelpen (de invoeding van decentraal opgewekte stroom, vooral van zonnepanelen van tuinders).