Het dilemma: minder incidentele afsluitingen of meer aansluitingen?
Heel af en toe een paar afnemers tijdelijk afschakelen om meer aansluitingen te realiseren. In hoeverre vindt Nederland dit een acceptabele afweging? Dat is het dilemma dat Jeroen Sanders, CTO van Enexis, en Maarten Noom, directeur asset management bij Enexis, vandaag schetsen in de Volkskrant.

Voor netbeheerders is het een dagelijkse afweging: hoe zwaar kunnen de bestaande assets worden belast om zoveel mogelijk uit het bestaande elektriciteitsnet te halen? Het grote voordeel is dat er zo meer transportcapaciteit wordt gecreëerd met dezelfde infrastructuur, waardoor er meer woningen en bedrijven kunnen worden aangesloten of een grotere aansluiting kunnen krijgen.
Er is echter ook een goede reden dat netbeheerders hier lang terughoudend mee zijn geweest. Het zwaarder belasten van de assets zorgt voor snellere slijtage en mogelijk meer storingen wanneer de belasting té groot wordt. Om te voorkomen dat onderdelen stuk gaan en er grote storingen optreden, sluiten regionale netbeheerders niet uit dat ze op piekmomenten een station tijdelijk moeten stopzetten.
Betrouwbaarheid blijft hoog
Waar leveringszekerheid en veiligheid eerder onbetwist bovenaan de prioriteitenlijst van de netbeheerders stond, klinkt de oproep nu steeds vaker vanuit de politiek en de maatschappij om dit gecontroleerd los te laten. Hoever dit mag gaan is een belangrijke vraag voor de netbeheerders en vraagt ook om een maatschappelijk debat.
Door sommige transformatoren en elektriciteitskabel op 120 tot 140 procent van het beoogde vermogen (volgens de fabrieksnorm) te laten draaien, kan de energietransitie doorgaan. Daarnaast investeren netbeheerders in sensoren en software om de belasting scherper te monitoren, waardoor de betrouwbaarheid van het net op 99,99 procent blijft. Zo blijft het Nederlandse elektriciteitsnet tot de meest betrouwbare netten ter wereld horen.
Netbeheerders spannen zich op alle mogelijke manieren in om het elektriciteitsnet uit te breiden en meer flexibel te maken. Zo investeren zij vanaf volgend jaar gezamenlijk ruim 8 miljard euro per jaar in de Nederlandse gas- en elektriciteitsnetten. Hiervoor focust de nationale uitvoeringsagenda voor regionale energie-infrastructuur zich op drie sporen: bouwen, sturende energieplanologie en flexibiliteit als het nieuwe normaal. We hebben allemaal de taak om het bestaande net zo goed mogelijk te benutten. Flexibiliteit is daarmee een wezenlijk onderdeel van het nieuwe energienet.