Uit Net NL: U vraagt, wij draaien?

In regio A is volop herbruikbare restwarmte, gebied B leent zich perfect voor een all-electric aanpak. In de energietransitie spelen lokale omstandigheden een cruciale rol bij het vinden van optimale, duurzame energie-oplossingen. Logisch dat lokale overheden (lees: gemeenten) een belangrijke regierol krijgen. Wat betekent dat voor het Nederlandse energienet en het beheer ervan?

01_Energieregie_1600x768-142

 In regio A is volop herbruikbare restwarmte, gebied B leent zich perfect voor een all-electric aanpak. In de energietransitie spelen lokale omstandigheden een cruciale rol bij het vinden van optimale, duurzame energie-oplossingen. Logisch dat lokale overheden (lees: gemeenten) een belangrijke regierol krijgen. Wat betekent dat voor het Nederlandse energienet en het beheer ervan?

Hoe klein Nederland ook is, ons energiesysteem was altijd al allesbehalve een eenheids­worst. De energie-infrastructuur op het platteland is bijvoorbeeld al heel anders dan die in de steden. En zelfs de stedelijke infrastructuren kennen grote onderlinge verschillen. Zo hebben bijvoorbeeld Utrecht en Rotterdam al decennialang een energiesysteem met warmtenetten, terwijl dat van pakweg Den Haag of Groningen van oudsher alleen bestond uit ‘gewone’ gas- en elektriciteitsnetten. De netbeheerders zijn dus wel gewend aan regionale of lokale verschillen. Ook hebben ze de laatste jaren uiteenlopende lokale energiepilots weten te ‘absorberen’ in hun netten. Van de buurtbatterij in Etten-Leur tot de Power2Gas-installatie in Rozenburg: tot nu toe is het steeds gelukt om deze energie-innovaties (en de tientallen andere waarmee wordt geëxperimenteerd) goed in te passen in het energienet. Toch betekent dat niet dat het Nederlandse energienet grenzeloos flexibel is. ​

01_Energieregie_1600x768-142

Drastische veranderingen

Flexibiliteit was tot een paar jaar geleden ook helemaal niet zo belangrijk voor het net, omdat het energiesysteem toen nog lekker overzichtelijk was. Een te overzien aantal partijen produceerden op een beperkt aantal plekken in Nederland voorspelbare hoeveelheden energie, die getransporteerd moest worden naar de afnemers. Punt. Die situatie is in korte tijd drastisch veranderd. Van eenrichtingsverkeer veranderde energietransport in tweerichtingsverkeer omdat steeds meer energie-consumenten ook zelf energie produceren. Ook wonen die prosumenten natuurlijk niet op een overzichtelijk aantal locaties, maar dwars door heel Nederland. Verder verandert het patroon van energie­transport: van stabiele, voorspelbare hoeveelheden naar een veel grilliger energie-aanbod, door de opkomst van duurzame maar variabele bronnen zoals wind en zon. Het kostte (of liever gezegd: kost) soms al best wat hoofdbrekens om de energienetten hier tijdig op aan te passen. En dan moet de écht grote energierevolutie nog komen! Gaat dat wel goed, als straks elke gemeente z’n eigen energieplan maakt en het Nederlandse energiesysteem wellicht verandert in een lappendeken van lokale variaties? 

‘Nu lokale omstandigheden steeds belangrijker worden, is het logisch dat lokale overheden meer regie krijgen’

Timing of techniek

Jur Hofsteenge, senior relatiemanager bij Enexis, erkent dat netbeheer de komende jaren een stuk complexer wordt. “Dat zie je nu al in Noord-Groningen, waar de razendsnelle groei van lokaal opgewekte zonne-energie ons voor uitdagingen stelde (zie kader, red). Die problemen konden vrij vlot verholpen worden, maar de Groningse situatie maakt haarfijn duidelijk dat er risico’s zijn als een lokale energievoorziening flink verandert: het gaat niet ‘automatisch’ goed. Dat heeft niet zozeer te maken met technische complexiteit, maar met timing. Ik durf te stellen dat de Nederlandse energienetten heel veel veranderingen aankunnen, zo lang de netbeheerders maar tijdig op de hoogte zijn en voorbereidingen kunnen treffen. Dat het Nederlandse energiesysteem straks allerlei lokale variaties heeft, is op zich geen probleem voor het net. Belangrijker is in welk tempo die ‘lappendeken’ zich vormt. Gelukkig is zo’n gigantische versnelling als in Noord-Groningen uitzonderlijk; in de rest van Nederland verlopen de energieveranderingen een stuk geleidelijker.”

Noord-Groningse netperikelen

In de zomer van 2016 kreeg Enexis zo’n veertig meldingen van zonne-installaties die zichzelf uitschakelden op zonnige dagen, omdat de netspanning de bovengrens van 253 Volt dreigde te overschrijden (= de normale netspanning van 230 Volt + de toegestane afwijking van 10%). Het ging om meldingen uit het Groninger ‘aardbevingsgebied’, waar twee factoren een ongelukkige combinatie vormden:

1) Dit gebied kreeg in korte tijd veel meer PV-installaties dan gemiddeld (soms wel 20% van de huishoudens, tegen 5% landelijk), doordat veel Groningers de financiële compensatie van de NAM benutten om zonnepanelen te laten installeren. 

2) Door de lange afstanden tussen de verschillende netaansluitingen in dit dunbevolkte gebied, zijn ze spanningsgevoeliger dan die van het gemiddelde adres in Nederland. Aan het eind van zo’n lange aansluitkabel kan de spanningsgevoeligheid dan net te hoog zijn voor het probleemloos functioneren van een PV-installatie. Enexis heeft alle meldingen onderzocht en opgelost. Een deel bleek inderdaad te wijten aan netproblemen (verholpen via o.a. innovatieve distributietransformatoren); onhandige aanleg van de PV-installaties (voor de kenners: alles op één fase) bleek echter ook een belangrijke probleemveroorzaker.

De boer op

Dat belang om tijdig op de hoogte te zijn van plannen om de lokale energievoorziening te veranderen, betekent voor de netbeheerders dat ze actiever de boer op moeten – met name naar de gemeenten, die vanuit de Energieagenda een belangrijke regierol krijgen in de energietransitie (zie kader). Gemeentelijke contacten waren er natuurlijk al wel, maar de meeste netbeheerders waren er niet op ingericht om zo pro-actief en structureel te overleggen met gemeenten als nu en in de toekomst nodig is. Inmiddels ontstaat bij veel netbeheerders een heel nieuw functiegebied: ‘gebiedsregisseurs’ of ‘gebiedsteams’. Dat zijn speciale functionarissen of teams die aanspreekpunt zijn voor gemeenten om mee te denken over gemeentelijke energieplannen. Hofsteenge, verantwoordelijk voor vier van die gebiedsteams bij Enexis: “Gemeenten weten nu met wie ze zaken kunnen afstemmen en zijn zich meer bewust dat wij ze kunnen helpen met onze kennis en kunde. Daarover zijn ze vaak positief verrast. Niet dat we meteen met alle gemeenten concreet aan de slag gaan: de ene gemeente is een stuk verder met z’n energieambities dan de andere. De ene gemeente heeft een energieteam van 20 man, terwijl bij de andere ternauwernood 0,5 fte beschikbaar is. Dat geeft vanzelf een bepaalde volgordelijkheid, die ons wel goed uitkomt: wij kunnen ook niet alle netaanpassingen tegelijkertijd doen. Maar vrijwel alle gemeenten reageren positief op onze gebiedsteams, óók de gemeenten bij wie de energieplannen nog in de kinderschoenen staan. Zij zitten vaak met de handen in het haar over hoe ze dit nieuwe werkterrein moeten aanpakken. Het wordt zeer gewaardeerd dat wij ondersteuning bieden.” 

Ook de VNG hoort goede geluiden over het – nog prille – partnership van gemeenten en netbeheerders. Lian Merkx, manager van VNG’s programmateam Energie: “De meeste gemeenten juichen het toe dat de regie van de energietransitie bij hen komt te liggen, maar dat wil niet zeggen dat ze nooit wakker liggen van de vraag ‘hoe dan?’ Ondersteuning door de netbeheerders is dus zeer welkom. Zo lang de netbeheerders zich aan hun rol houden, als adviseur, voorzie ik dat die samenwerking hartstikke goed gaat.” 

Kans op conflicten

Daarmee snijdt Merkx een punt aan dat nog allesbehalve uitgekristalliseerd is: rollen en bevoegdheden. De Energieagenda legt de regierol voor de energietransitie in de bebouwde omgeving nadrukkelijk bij de gemeenten. Van extra bevoegdheden voor de gemeenten is echter (nog?) geen sprake, terwijl de geschiedenis toch leert dat op dat vlak best wat knelpunten ontstaan. Denk bijvoorbeeld aan de discussie in Noord-Holland, waar diverse gemeenten zeggen belemmerd te worden in hun energie-ambities door de (bovenwettelijke) eisen van de provincie aan de plaatsing van windturbines. Verdeeldheid ligt echter niet alleen op de loer bij overheden onderling. Ook de rollen van gemeenten (‘regie op lokale energietransitie’) en netbeheerders (‘baas van het net’) raken elkaar dusdanig dat wrijving niet uitgesloten is. Wat als een gemeente met haar regionale partners een energiescenario kiest dat technisch en/of financieel erg ongunstig is voor het energienet en waar de netbeheer­der dus geen voorstander van is? Wie moet z’n bezwaren dan inslikken? Het partnership tussen netbeheerders en gemeenten kan toch niet van het kaliber ‘u vraagt, wij draaien’ zijn?

Hoewel de VNG vindt dat aan de regierol inderdaad concrete bevoegdheden gekoppeld horen te worden (‘We willen afrekenbaar zijn; als we ons committeren moeten we óók bevoegdheid hebben om uit te voeren’), lijkt de scheidslijn met de bevoegdheden van netbeheerder niet het grootste punt van zorg. “In theorie zouden gemeenten en netbeheerders inderdaad tegen dilemma’s kunnen aanlopen”, beaamt Merkx. “Maar ik ben daar positief-naïef over. Gemeenten en netbeheerders staan voor hetzelfde doel: een duurzame, betrouwbare en betaalbare energievoorziening. Als dat doel centraal staat bij alle afwegingen die zowel gemeenten als netbeheerders maken, dan lijkt het me stug dat ze lijnrecht tegenover elkaar komen te staan.” 

‘Het lijkt me stug dat gemeenten en net¬beheerders lijnrecht tegenover elkaar komen te staan’

Uiterste zorgvuldigheid

Merkx’ optimisme is niet uit de lucht gegrepen. Tot nu toe lijken gemeenten en netbeheerders inderdaad gevoelig voor elkaars belangen en worden die zorgvuldig afgewogen voordat een knoop wordt doorgehakt, is de ervaring. “Ik geef toe dat het comfortabeler zou voelen als we meer formele bevoegdheden zouden hebben om enige sturing te geven aan gemeentelijke energieplannen, maar ik ben tot nu toe geen situaties tegengekomen waarbij dat echt nodig was”, vertelt Hofsteenge. “Vooralsnog lijkt het erop dat we voldoende invloed hebben op de planvorming door gewoonweg bij de gemeenten aan tafel te zitten en met ze mee te denken. Als een gemeente bijvoorbeeld een zonnepark overweegt, dan geven wij aan wat qua netaansluiting de beste plek is. En we praten ook mee over vraagstukken met ingrijpender consequenties, zoals de toekomstige warmtevoorziening. Denk aan het wegvallen van de gasinfrastructuur: wat pleit daarvoor, wat daartegen? Dit soort besluitvorming vraagt uiterste zorgvuldigheid, waarbij alle afwegingen en beschikbare data meegenomen moeten worden. De meeste gemeenten zijn maar wat blij dat wij als netbeheerder onze expertise inbrengen. Ze begrijpen ook wel dat het in niemands belang is om te kiezen voor oplossingen die nettechnisch ongunstig zijn. En wat ons betreft: als de netbeheerders één ding níet willen, dan is het wel het frustreren van de energietransitie. De gemeenten kunnen erop vertrouwen dat we het onderste uit de kan halen om ze te helpen hun energie­ambities te verwezenlijken.”

Regierol voor gemeenten 

Volgens de Energieagenda moeten gemeenten de regie krijgen over de energietransitie in de bebouwde omgeving. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is het daarmee eens, maar wijst er wel op dat deze extra verantwoordelijk­heden gepaard horen te gaan met extra bevoegd­heden en extra budget. Ook ‘uit het veld’ klinken die geluiden. “Dit wordt heel erg onderschat, het is te vergelijken met de wederopbouwperiode: gas eruit, warmte erin, elektriciteitsnetten verzwaard en alle woningen aangepast”, aldus Jan van der Meer, warmteregisseur voor Arnhem, Nijmegen en Amsterdam begin dit jaar in een interview met Energeia. “We hebben in Nederland veel geld over voor decentralisatie-­operaties zoals rondom de WMO en de jeugdzorg. Maar de energietransitie is net zo omvangrijk, terwijl gemeenten het vaak moeten doen met één werknemer en een klein budget van enkele tienduizenden euro’s. Ik vind dat treurig. Het moet echt een fors aantal treetjes hoger”. Inmiddels heeft de VNG voor het nieuwe kabinet becijferd welk kostenplaatje ongeveer verbonden is aan de regierol van decentrale overheden binnen een nationaal programma energietransitie (samen sturen op de energietransitie): zo’n 55 miljoen euro, exclusief de personeelskosten om de uitvoering van de gemeentelijke plannen te coördineren. Volgens de VNG heeft een gemiddelde gemeente daar al gauw 5 fte voor nodig. 

Wij gebruiken cookies

Wij plaatsen cookies voor de werking en verbetering van deze website. Mogen wij extra cookies plaatsen voor het afspelen van video’s, delen-op-social-media en om onze campagnes te meten? Lees meer